Voorbeeld

Een doof jongetje, doet weer mee!

Babacar werd geboren in een dorp in het zuiden van Senegal. Hij heeft 3 oudere broers en 2 jongere zusjes. Zijn vader is timmerman. Zijn ouders verkopen ook wat fruit en groente dat zij verbouwen op een landje. Het lukt hen om de kinderen naar school te laten gaan. Daar hoorde Babacar ook bij, tot hij op zijn 8e een hersenvliesontsteking kreeg. Hij heeft het overleefd, maar is doof geworden. Vier jaar bleef hij noodgedwongen thuis en hielp wat bij klusjes rond het huis. Op school waren geen mogelijkheden om ook hem onderwijs te geven. De enige dovenschool in het land staat in Dakar, te ver weg en onbetaalbaar voor zijn ouders. Hij kon niet goed meer communiceren, vergat hoe te spreken, doordat hij niet kon horen wat hij zei. Al zijn vriendjes, broertjes, zusjes, neefjes en nichtjes gingen naar school. Hij niet, kon niet meer met ze spreken en werd niet meer voor vol aangezien. Ook binnen het gezin kon hij zich nauwelijks uiten, of dingen duidelijk maken. In de loop van de tijd trok hij zich steeds meer terug, zat vaak in een hoekje van het terrein rond hun huis en kreeg af en toe vreselijke woedeuitbarstingen, om redenen, die voor zijn ouders onduidelijk bleven. Mensen uit het dorp gingen er in de loop van de jaren vanuit dat hij niet alleen doof, maar ook zwakbegaafd of geestelijk gehandicapt zou zijn. Hij deed niet meer mee, hoorde er niet meer bij tot zijn grote verdriet en dat van zijn ouders.

Inmiddels is dit sombere beeld gelukkig verleden tijd. Toen hij 12 werd, kwam er in de Leerherberg van hun dorp een cursus alfabetisering voor doven ( ontwikkeld en gefinancierd door de Kemperstichting). Hij was er vanaf het begin bij. Dit heeft zijn leven totaal veranderd. Hij heeft gebarentaal geleerd, net als één van zijn broertjes, die af en toe meekomt om ook gebarentaal te leren. Hij heeft andere dove kinderen leren kennen, waarvan er nog een heel aantal bleken te zijn in de omgeving, maar die ook niet buiten hun familieterrein kwamen. Hij heeft leren schrijven en rekenen. Hij bleek heel pienter en pakte het allemaal snel op, soms tot verbazing van dorpsgenoten, die dachten dat iemand die alleen onduidelijke klanken kan voortbrengen, niet slim kan zijn. Maar de grootste verandering voor Babacar is dat hij weer meedoet. Hij gaat ook elke dag naar school, zoals andere kinderen en heeft weer een toekomst. Hij durft weer te dromen van wat hij later zou willen worden. Hij zou een winkeltje willen beginnen. Dan kan hij het rekenen goed gebruiken, waar hij een kei in is. En met zijn broertje als tolk kan hij weer duidelijk maken wat hij wil, wat er in hem omgaat. Al na het eerste jaar zagen zijn ouders hem veranderen van een stille, teruggetrokken en geïsoleerde jongen naar een vrolijk kind, dat elke dag het eerste opstaat. Zijn vader vertelt hoe hij hem eigenlijk al had opgegeven. Hij had nooit gedacht dat ze met de cursus zoveel zouden kunnen bereiken. Hij zelf is analfabeet en zijn dove zoon kan schrijven en rekenen als de beste. Hij is blij dat deze mogelijkheid is gecreëerd voor zijn zoon. Babacar is een voorbeeld.

We willen dat veel meer dove kinderen zo’n kans krijgen.

terug